De tanden van tante Theodora...
Dapper trotseert tante Theodora met haar elektrische fiets de restanten van de februaristorm Ciara. De koude regen geselt haar bijna zeventig jaar jonge huid, maar de dappere vrouw geeft geen krimp.
Ze heeft zojuist een bezoekje gebracht aan de tandarts, omdat ze al enige tijd last had van haar kunstgebit. ‘Laat er dan eens een keer naar kijken’, had Hendrik, die het geklaag een beetje beu was, gezegd. ‘Waarschijnlijk is het met “een klein beetje bijslijpen” al opgelost.’
Tante had het advies van haar man ter harte genomen en ze had dan ook meteen een afspraak gemaakt met haar tandarts. Dokter Frenken liet weten dat hij het weliswaar erg druk had, maar dat hij maandagochtend 10 februari om 11:00 uur ‘nog wel een gaatje had’.
Lachend om het woordgrapje van de tandarts had Theodora zijn voorstel geaccepteerd. Hoewel ze er geen rekening mee had gehouden dat het die ochtend zo’n slecht weer zou zijn was ze achteraf tóch heel blij dat ze regen en wind had getrotseerd, want met een klein kwartiertje stond ze al weer buiten, maar nu zónder pijn.
Op de terugweg had ze dankbaar van de gelegenheid gebruik gemaakt om even bij de supermarkt ‘binnen te wippen’, zodat ze daar de benodigde ingrediënten kon kopen voor haar befaamde verse snert. Daar was het nu immers écht weer voor!
Naast handwerken was koken één van haar favoriete bezigheden, waarbij ze overigens wel een overduidelijke voorkeur had voor de Nederlandse keuken; dát dan weer wel… En haar verse erwtensoep? Daar kon ze Hendrik midden in de nacht voor wakker maken!
Eenmaal thuis aangekomen besluit Theodora om maar meteen met het bereiden van de soep te beginnen. Korte tijd later staat de pan gezellig te pruttelen op het fornuis en een heerlijke geur verspreidt zich door het huis.
Terwijl ze wacht op Hendrik en hun bordercollie Bobbie, gunt ze zichzelf de luxe om even een momentje voor zichzelf te nemen. Ze zit echter nog maar nét met haar breiwerkje op de bank als de achterdeur hard dichtslaat.
Bobbie komt blij kwispelend de kamer binnenstormen alwaar hij zich eens lekker flink uitschudt. De spetters vliegen in het rond. ‘Naar buiten viezerik!’, roept tante en even later komt oom Hendrik breedlachend binnen wandelen.
‘Wat een hondenweer!’, zegt hij, terwijl hij zijn laarzen uitschopt en zijn warme pantoffels aantrekt. ‘Hoe was het bij de tandarts?’
‘Tandarts? Oh, wel goed hoor’, antwoordt tante. Oom Hendrik observeert zijn vrouw aandachtig omdat hij iets eigenaardigs meent te horen. De onderlip van tante is een beetje ingetrokken. ‘Moest er nog iets gebeuren met je ondergebit?’, vraagt oom Hendrik.
‘Met mijn ondergebit? Nee hoor’, zegt tante, terwijl haar linkerhand automatisch naar haar mond grijpt. ‘Oh jee’, roept ze verschrikt, ‘ik denk dat ik mijn ondergebit bij de tandarts heb laten liggen!’
Hendrik kijkt zijn vrouw eens onderzoekend aan. Ze is de laatste tijd erg vergeetachtig en hij maakt zich daar best wel zorgen om, ook al laat hij haar daar natuurlijk niets van merken. ‘Ik bel hem morgen wel even op’, zegt Hendrik, want de praktijk zal ondertussen wel gesloten zijn.’
‘Waar hebben jullie gewandeld?’, vraagt tante. ‘Oh, het gebruikelijke rondje door de bossen’, antwoordt Hendrik. ‘Bobbie was weer eens in de sloot gesprongen, de smeerlap.’
‘Ik begrijp écht niet dat hij daar zin in heeft’, zegt tante, terwijl ze Bobbie met een oude handdoek stevig droog wrijft. Bobbie lijkt het allemaal wel prima te vinden.
‘Ik kwam die man met die prachtige witte herdershond nog tegen’, roept Hendrik vanuit de woonkamer, terwijl hij nog wat blokken hout op het vuur gooit. ‘We hebben nog een tijdje met elkaar staan praten.’
‘Man met een witte herdershond?’, vraagt tante, voor wie dit schijnbaar allemaal nieuw is. ‘Nou, dát vertel je me maar onder het eten. De soep staat al op tafel.’
Opgetogen begeeft Hendrik zich naar de eettafel. Dit soort avonden zijn voor hem perfect. Een haardvuurtje en een heerlijk bordje snert van Theodora, terwijl buiten de laatste vlagen van Ciara vertwijfeld om het huis huilen. Het summum van gezelligheid!
‘Bobbie kom eens hier, dan krijg jij ook een bordje’, roept Hendrik opgewekt en hij lepelt wat soep in een kommetje voor Bobbie. ‘Eerst even koud laten worden hoor!’, kwettert Theodora. ‘Anders verbrandt hij zich nog!’
‘Ja ja, natuurlijk’, mompelt Hendrik en hij zet het schaaltje even opzij zodat Bobbie er nog niet bij kan. Tante luistert aandachtig naar het verhaal van Hendrik over de man met de witte herder, terwijl ze voorzichtig het vocht van de soep naar binnen slobbert. Het vlees moet ze tot haar grote spijt laten liggen omdat ze dat nu niet goed kan eten.
Nadat Hendrik zijn derde bord soep met veel gesmak en geslurp heeft verorberd, brengt tante de vuile vaat naar de keuken. Hendrik neemt ondertussen het schaaltje lauwe soep van de tafel en zet het op de grond voor Bobbie die zich hier dankbaar over ontfermt.
Hendrik heeft zich nog maar amper in de grote fauteuil laten ploffen of hij wordt bruut opgeschrikt door een ijselijke gil van tante die net uit de keuken komt.
Verbijsterd wijst ze naar haar hondje. ‘Bobbie, Bobbie’, stamelt ze. Hendrik is haar ondertussen al snel tegemoet gelopen om te kijken wat er aan de hand is.
‘Oh, dus dáár was je gebit’, zegt Hendrik met een lichte afschuw in zijn stem, ‘in de soep!’
Samen staan ze oog in oog met Bobbie, die heerlijk ongegeneerd ligt te kluiven op het ondergebit van tante.
Als hij vervolgens, met de kostbare buit in zijn bek, enigszins verstoord opkijkt naar het verbijsterde stel, lijkt het heel even alsof hij hen vrolijk toelacht. Met de spierwitte tanden van tante…