Niet mijn kopje thee...
Ocker van den Bogaerde was doorgaans een man van weinig woorden. Hij hield van een mooi glas wijn en hij had het land aan eenieder die het waagde om in zijn bijzijn overmatig veel buitenlandse leenwoorden te gebruiken. Met name de verengelsing van de Nederlandse taal was hem een doorn in het oog.
Samen met zijn vrouw Emilia had hij enkele dagen geleden oud en nieuw gevierd. Ocker was die avond stiller dan gewoonlijk omdat zijn lijfarts hem had geadviseerd om het de komende dagen wat rustiger aan te doen met alcoholhoudende dranken. Champagne zat er voor hem om die reden klaarblijkelijk dan ook niet in op deze oudejaarsavond.
Terwijl hij zich had bekommerd om de twee kolossale herdershonden die hen die avond als stille getuigen vergezelden, had Emilia traditiegetrouw oliebollen gebakken. Zij hechtte erg aan tradities en hoewel ze - de honden niet meegerekend - maar met hun tweeën waren, bakte zij er vrolijk en lustig op los alsof er een bataljon uitgehongerde soldaten in de salon zat te wachten.
Alvorens zij de ogenschijnlijk hevig tegensputterende bollen meedogenloos in de sissende hete olie had ondergedompeld, had Emilia ze rijkelijk gevuld met een grote hoeveelheid dikke rozijnen, die een flinke tijd hadden verpoosd in een marinade, voorzien van een mysterieuze rumachtige substantie, waardoor het ontbreken van de champagne hen die avond ternauwernood meer opviel.
De aanloop naar het moment van de jaarwisseling verliep in een ontspannen sfeer. In gezelschap van zijn gade keek Ocker tussen de haren van zijn wimpers door naar deel twee van ‘Gooise Vrouwen’ en schrok hij een poosje later nog nét op tijd wakker om samen met haar getuige te kunnen zijn van de jaarwisseling en het daarmee gepaard gaande vuurwerkspektakel. De honden sliepen rustig door. Hen ontging elke vorm van zinloos geweld.
Ook op nieuwjaarsdag liet Ocker de alcohol voor wat hij was, maar toen hij de dag daarna tijdens het avondmaal weer eens intens had genoten van een overheerlijk glas witte wijn, vroeg Emilia hem of hij niet had overwogen om deel te nemen aan ‘Dry January’.
‘Dry January?’, bulderde Ocker ontzet terwijl de spreekwoordelijke stoom zijn dikbehaarde oorschelpen verliet. ‘Welke volslagen idioot heeft dát nu weer verzonnen? Is er dan helemaal geen respect meer voor onze Nederlandse taal?
Kunnen de lui die zich volkomen kansloos op de barricades werpen om historische munteenheden te herintroduceren, of die vanuit traditioneel oogpunt discutabele nationale feestelijkheden met hand en tand verdedigen, zich niet beter inzetten om de teloorgang van onze eigen prachtige Nederlandse taal te voorkomen? En wat moet dat dan precies voorstellen, ‘Dry January’? Is het soms niet droog genoeg geweest in 2019?’
Zijn bloeddoorlopen en met grote vraagtekens gevulde uitpuilende oogbollen keken haar doordringend aan.
Emilia glimlachte eens. Ze was na al die jaren wel gewend aan de capricieuze woede-uitbarstingen van haar man. ‘Het is de bedoeling dat de deelnemers een maand lang geen alcohol drinken’, sprak ze rustig. Het leek even alsof de intonatie van haar stem iets uitdagends had.
‘Een maand?’, tierde Ocker verder. ‘Dan hoef ik niet meer mee te doen, want ik heb zojuist al een glas wijn op. Dat lukt mij dus niet meer. Bovendien is minderen met alcohol ‘niet mijn kopje thee.’’ Dat hij zich met deze laatste zinsnede abusievelijk bezondigde aan het hanteren van een anglicisme, ontging hem volledig.
‘Toch zou het voor jou ook wel goed zijn om eens een maandje niet te drinken’, opperde Emilia voorzichtig. ‘Ik weet het niet’, sputterde Ocker tegen, ‘ik weet het niet. Maar àls ik aan dit soort ongein zou meedoen, ik zeg àls, versta me goed, dan zou ik de voorkeur geven aan ‘een droge februari’. En dan liefst pas vólgend jaar, want dit jaar is een schrikkeljaar.’