Gieren...
grote vogels –
gieren van het weiland
de geur van mest
Over deze haiku
In dit korte artikeltje wil ik je een toelichting geven op de totstandkoming van bovenstaande haiku, waarbij ik dit keer wil stilstaan bij de vorm, de waarneming en de twist.
Vorm
Als je voor het eerst een haiku schrijft dan denk je waarschijnlijk maar aan één ding: hoe krijg je die lettergrepen kloppend?
De oplettende lezer zal het waarschijnlijk al zijn opgevallen dat deze haiku níet voldoet aan het 5/7/5-stramien, waarbij de eerste regel vijf lettergrepen heeft, de tweede zeven en de derde weer vijf.
'Is dit dan niet fout?', hoor ik je bijna denken. Nee, het schrijven van een haiku met minder dan zeventien lettergrepen is toegestaan. Als je hier meer over wilt lezen verwijs ik je naar de link onderaan dit artikel.
Omdat ik tóch een beetje van 'balans' houd, heb ik hier gekozen voor een 4/6/4-stramien. Een andere vorm die ik ook leuk vind om te kiezen is de tanshuku, ofwel de haiku met twaalf lettergrepen. Een voorbeeld van de tanshuku tref je eveneens aan in het hiervoor genoemde artikel.
Waarneming
De haiku beschrijft in zijn oorspronkelijke vorm een zintuiglijke waarneming. Dat is dus iets wat je écht kunt voelen, zien, proeven, ruiken of horen. Misschien is er zelfs wel sprake van een combinatie van deze factoren.
Met 'voelen' bedoel ik overigens niet 'het van binnenuit voelen', maar het voelen met bijvoorbeeld je handen of vingers. Het mag in ieder geval niet iets zijn wat je hebt verzonnen, of zelf denkt af te kunnen leiden uit een bepaalde waarneming. Het mag dus geen conclusie zijn die je ergens aan verbindt. Niet-tastbare begrippen zoals 'liefde', 'hoop' en 'trouw' dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Je waarneming moet gebaseerd zijn op objectiviteit. Natuurlijk kunnen er ook subjectieve aspecten worden beschreven, zolang als deze maar direct voortvloeien uit een objectieve waarneming. Omdat dit bij deze haiku niet aan de orde is, zal ik hier niet verder op dit onderwerp ingaan.
Mijn waarneming is de volgende:
In de verte zie ik, boven een weiland, vogels cirkelen boven een tractor. Het zijn geen kleine vogeltjes, maar best grote vogels. Ik zie dus 'grote vogels'.
Blijkbaar zijn ze erg geïnteresseerd in de tractor, die bezig is om de inhoud van zijn gierton over het weiland te verspreiden. Maar dat beschrijf ik niet in de haiku, want dat is mijn eigen (subjectieve) interpretatie. Wat ik wél schrijf is wat ik zie, hoor en ruik: de boer is aan het gieren, dus het 'gieren van het weiland'.
Overigens wil ik de lezer met mijn woordkeuze en zinsopbouw in eerste instantie op het verkeerde been zetten. Mijn bedoeling is natuurlijk om hem of haar bij het woord 'gieren' aan de grote roofvogels te laten denken.
Twist
De derde regel beschrijft mijn laatste zintuiglijke waarneming, namelijk het ruiken van de penetrante mestgeur. Bij de woorden 'de geur van mest' weet iedereen wel wat hiermee wordt bedoeld. Dit is het moment dat de meeste lezers het haikumoment zullen ervaren; het besef dat het hier niet om het zelfstandig naamwoord gieren als vogels gaat, maar om het werkwoord gieren in de betekenis van mestverspreiding op het weiland; 'gieren van het weiland, de geur van mest'.
Nu kán het zijn, dat het de lezer al meteen duidelijk was dat met 'gieren van het weiland' het bemesten van het weiland wordt bedoeld. Hoe zit het dan met dat zogenaamde 'haikumoment'? Welnu, als déze lezer de haiku nogmaals leest, zullen de eerste en de tweede zin samen als een haikumoment kunnen worden ervaren; 'grote vogels, gieren van het weiland'.
Tot slot
Normaal gesproken zou je de eerste en de tweede regel natuurlijk niet kunnen beschrijven als een objectieve waarneming, als hiermee louter en alleen de vogelsoort 'gieren' zou worden bedoeld. Immers, boven een tractor cirkelen er in ons land (gelukkig) geen gieren! Maar omdat de tweede regel nu zodanig kan worden gelezen, dat de haiku in letterlijke zin (ook) een objectieve waarneming beschrijft, is deze woordspeling wél toegestaan.
Ron de Haas